Foto
Foto
Filesofische gedachtensprokkels

Elke week een nieuwe column,
als het even kan...

"Filesofie:
een
samenstelling van de griekse woorden voor wagenrij en voor wijsheid.
Een beoefenaar van de filesofie wordt een
filesoof of wagendromer genoemd."
Anonymus.

Jarenlange files naar Brussel , uren in luchthavens, op de Thalys en in andere treinen gaven me de tijd om te filesoferen, jeugdherinneringen neer te pennen en gewoon wat te mijmeren.
Die tijd is voorbij, nu zijn het jarenlange files rond Aalst en Wetteren, maar de pennevruchten blijven...

Martin Steelandt

 

Een goede column moet zijn zoals een minirokje:

kort genoeg om de aandacht te trekken

en lang genoeg om de essentiële inhoud te dekken.

 

(naar meester Wilfried Criquelion,
speech naar aanleiding
van
40 jaar oudercomité,  
Tollembeek 13 april 2008)


Knappe blogs
  • Sprokkels: fijne verhaaltjes uit het leven gegrepen
  • Leven met ADHD
  • Het leven bij het openbare vervoer in A'pen. De moeite van het ontdekken waard.
  • Cursiefjes, een fijne kijk op de wereld. Een beetje filesofie ?

  • Link met het thuisfront, van een jonge avonturier in Canada
  • Follow the blue line
  • Filesofie

    Cursief durven denken.


    24-07-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Stress






    Drie weken resten er me nog.

    Drie weken. Maximum. En dan moet ik er staan, dan moet ik er klaar voor zijn wil ik met een beetje trots verder door het leven kunnen gaan. Het lijkt een onmogelijke opdracht, maar ik verzeker je: ik zal er mijn uiterste best voor doen. En nee, voor wie me kent: het heeft niets met mijn werk te maken, zeker niet. Die overname door een supergroot bedrijf brengt ook stress met zich mee, je kent dat misschien: eerst ben je onderdeel van een klein en leuk team en plots ben je personeelslid nummer 98.256 in een kanjer van een firma. Maar dat alles is niets vergeleken met de stress die ik nu doorsta.

    Binnen drie weken moet ik super-grootvader zijn, en mijn dochter heeft me dat heel subtiel duidelijk gemaakt.

    “Papa, ik heb een cadeautje voor jou, voor vaderdag !” Tof, dacht ik, en toen zei ze “In feite heb ik het al een tijdje, hoor, maar ik wou toch nog even wachten voor ik het jou gaf”. Oei, dacht ik, daar zit een addertje onder het gras, en toen ik het cadeautje opende zag ik dat addertje, of beter gezegd: die adder. Ik heb gefaald, en dat heeft ze me met dat cadeautje heel duidelijk gemaakt. Ik vermoed dat ze me heel zorgvuldig observeerde, nauwkeurig analyseerde, grondig bestudeerde en dat ze uiteindelijk besloot dat ik gefaald heb. Om je beter te situeren lees je best het vorige cursiefje nog eens: mijn vrouwtje en ik moesten toen beslissen hoe ons kleinkindje ons zal mogen noemen: oma en opa, meme en pepe, mammie en pappie, of wie weet moemoe en poepoe. Nu, op vaderdag hadden we nog geen beslissing genomen, en dat was voor mijn dochter het ultieme teken dat ik grandioos gefaald heb. Met haar cadeautje stelde ze dat falen in het volle daglicht en met haar cadeautje gaf ze me ook de aanspreektitel die ik voor de rest van mijn leven zal mogen dragen.

    Het cadeautje was een boekje: “Opa voor beginners”.

    Geen twijfel mogelijk: heel binnenkort word ik dus “opa”. Dat valt al bij al nog goed mee, maar die “beginner”, wel, dat steekt. Ze kon het niet laten om het mes nog dieper in de wonde te steken, want ze zei: “We zochten in feite een Opa voor Dummies, maar dat hebben we niet gevonden”. Lap, van appreciatie gesproken. Ik krijg een boekje voor beginners, je weet wel, die lui die ergens op de onderste sporten van de ladder staan, maar dat was in feite nog te hoog gegrepen volgens haar. Ik hoor dus in feite bij de categorie van de dummies, lager dan onder de onderste sport van diezelfde ladder. Terwijl ik mijn opa-kwaliteiten toch wel wat hoger inschatte. Want wat moet een opa doen? Euh…. goeie vraag. Tja… euhm… Toch een dummy? Nee hoor: een opa moet gewoon opa zijn, dat is voldoende. Laat ik eens aan mijn grootvaders denken, wat deden die? Een pijp roken, de tuin omspitten, groentjes kweken, naar de Tour de France kijken, sigaretjes rollen, eeuwenoud speelgoed bovenhalen waar we de gekste dingen mee konden doen, paardje laten rijden op de knie en vooral: pater familias zijn.

    Dit kan ik ook.

    Beter nog: ik kan pampers verversen, een flesje toedienen, rollebollen, gek doen en de kleintjes laten lachen. Heel belangrijk allemaal, en vooral dat laatste. Dat boekje is dus niets voor mij, integendeel, ik zou er zelf een kunnen schrijven. Ik zie het al voor mijn ogen. Hoofdstuk 1 - hoe ververs ik een pamper? Natuurlijk begint dit hoofdstuk met een uitgebreide uitleg over de techniek, begeleid door tekeningen en foto’s en verder zijn er ook nog verwijzingen naar de website waar de meer visueel ingestelde doe-het-zelver handige videoclips kan bekijken. Ik denk bijvoorbeeld aan een clip waarbij gedetailleerd wordt getoond hoe je controleert of de pamper goed aangebracht is: baby voorzichtig onder de oksels nemen en opheffen, niet schudden! Blijft de pamper rond de bips hangen, dan is het OK, zoniet moet je herbeginnen. Na dit technische gedeelte en video’s voorzie ik ook, voor de meerwaardezoekers, een mooi brokje geschiedenis – van vijgenblad tot moderne pamper – om te eindigen met tips and trics zoals ‘geurverdrijvers: nuttig of zinloos?’. Het antwoord op deze krijgt u hier al: zinloos, kompleet zinloos, want geurverdrijvers verdrijven geen geur maar accentueren enkel andere geuren. Laten we het kind bij de naam noemen: wanneer het naar stront stinkt overweegt 70% van de bevolking om het defaecatielokaal (ook nog toilet of WC genoemd) te “verfrissen” met een ander geurtje. Hoog in de top 10 van die verfrissers staan de dennengeurspray en de lavendelgeurverstuiver, in die mate zelfs dat wie synthetische lavendel of dennen ruikt automatisch weet dat er een toilet in de buurt is.

    Maar bon, genoeg over mijn project, we keren terug naar die opa voor beginners.

    Toen ik het boekje las kreeg ik het toch wat benauwd. Er was geen sprake van pampers, flesjes, rollebollen, gek doen en de kleintjes laten lachen, verre van. Ik citeer zomaar wat. “Hier hebben we een aantal spelletjes en knutsels en doe-dingen verzameld, waarvan we vinden dat een béétje opa ze moet kunnen”. En ook nog: “Wie dit soort dingen met zijn kleinkinderen doet, zal eeuwige roem ten deel vallen”. Volgens dat boekje moet een beetje opa vliegers uit papier kunnen maken, knopen kunnen leggen, op een vliertak kunnen fluiten, een knijperpistool en een boog kunnen fabriceren en ik bespaar je nog heel wat anderen dingen. Een geslaagde, moderne opa is, althans volgens dat boek, een rasechte knutselaar. Wat mij betreft betekent dit dus keiharde arbeid want ik ben met twee linkerhanden geboren en toevallig ben ik dan ook nog eens rechtshandig. Daarop heb ik maar één reactie: help! Hoe krijg ik dit ooit voor elkaar? Ik denk dat ik dit boekje links laat liggen en beter het over een andere boeg gooi.

    Kan iemand me misschien aan het boekje “Opa voor Dummies” helpen?


    » Reageer (0)
    18-02-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Opi

    Liever afdrukken en op papier lezen ?
    Klik dan hier, zo krijg je het in .pdf formaat.
    Eén pagina A4, perfect formaat om af te drukken.





    Omi, ja, dat klinkt leuk… omi.

    Dat vindt mijn vrouwtje althans. Zelf ben ik er nog niet zo zeker van, ik vind omi zo wat… omi-achtig. Gelukkig kunnen we er over discussiëren, gelukkig valt het nog te bekijken, gelukkig zijn er nog alternatieven en gelukkig hoeft het niet echt zo te zijn. Tegelijk weet ik dat discussie zo ongeveer uitgesloten is, dat het niet meer te bekijken valt, dat er geen alternatieven mogelijk zijn, dat omi prachtig klinkt en dat ik het echt nog altijd zo niet weet maar dat mijn vrouwtje er zeker van is: omi klinkt leuk, en geen wetsontwerp kan dit nog veranderen. Volgens Wikipedia is omi zowel een oude Japanse adelijke titel, als een Japans dorp, een Japanse stad, een Japanse provincie, een rotormachine in de cryptografie en een ozon meetinstrument. Dat klink allemaal perfect logisch, vooral dat Japanse – er mag wel een mysterieus sfeertje rond hangen - maar dat zij zelf omi wil worden, dat zie ik niet zitten. De daarbij horende gevolgen staan mij namelijk niet aan.

    Het begon allemaal een paar weken geleden.

    Ze was van slag, ze werd bleek, ze bleef zonder woorden en daarom gaf ze me de telefoon door. Ik hoorde de boodschap aan en sprong bijna een gat in de lucht. “Word ik opa ?”, zei ik. “Ja papa” zei mijn dochter, “je wordt opa.” Vijfentwintig jaar geleden was die dochter, ons eerste kindje, een piepklein boelleke, mijn vrouwtje een trotse moeder en ik een al even trotse vader. Nu lijkt het alsof dit pas gisteren gebeurd is, maar ontelbare herinneringen spreken dit radicaal tegen. Neem nu bijvoorbeeld vijfentwintig jaar terug: haar kirrende lachtje wanneer ik complete onzin uitkraamde bij het verversen van haar Pampers. Op nummer één in de lachparade stond toen met glans het koekeloerepoezewoeveke, een overblijfsel van die flauwe mop over de kruising tussen een haan, een kat en een hond. Wanneer ik dat ritmisch uitsprak, met wat meer nadruk op het einde, dan werd de badkamer gevuld met klaterend lachen van dat kleine ding dat nog geen benul had van een correcte taal. Koe-ke-loe-re-poeze-woeveke, zonder die animale kruising was haar dag niet goed. Herinneringen, wie kan er geen bladzijden vullen met al die te snel voorbij gegane gebeurtenissen?

    Maar ze was dus van slag.

    Mijn vrouwtje, welteverstaan. Zij wordt grootmoeder terwijl ze gisteren pas moeder geworden is. Zo lijkt het toch, gisteren. Heel misschien eergisteren, maar zeker niet lang genoeg geleden. Om terug met beide voeten op de grond te kunnen komen moesten we de nodige zaken checken en daarom spoorden we richting dochter en vriend om de feiten met eigen ogen vast te kunnen stellen. We zagen een blijde dochter, een blijde vriend en op de computer stonden die harde feiten: een echografie van dat kleine wezentje dat binnen een paar maanden hun wereld totaal zal veranderen. Ik dacht nog te zeggen dat die kleine de neus van zijn vader had maar ik besefte net op tijd dat het nog te vroeg was voor dergelijke levenswijsheden, de toekomstige baby was ocharme pas drie centimeter groot. Echt te vroeg om die standaardopmerking over de neus van de vader in het gesprek te gooien terwijl dat wezentje nog kleiner is dan de desbetreffende neus zelf !

    En toen stelden we de uiterst belangrijke vraag.

    “Hoe willen jullie dat jullie kindje ons zal aanspreken ?” Voor een kind is alles logisch, zolang het maar door zijn ouders voorgekauwd wordt. Mijn grootouders werden allemaal met meme of pepe aangesproken. Om onderscheid te maken hadden we een meme en pepe tuinwijk en een meme en pepe mjènde, gebaseerd op de plaats waar ze woonden. De tuinwijk grootouders woonden in de Tuinwijk (tiens, hoe origineel), en meme en pepe mjènde woonden in Menen. Als inwoners van Menen zijn zij trouwens één van de weinige groepen West-Vlamingen die de naam van het stadje uitspreken zoals het hoort. Mjènde, en niet Mjèn’n, zoals de andere dat doen. Dit terzijde gelaten stelden we dus die vraag: hoe moet dat kindje ons aanspreken?

    Dat mogen jullie zelf uitmaken, hoor !

    Voilà, een antwoord van de huidige jeugd. En heel subtiel lees je tussen de lijntjes: jullie worden ouder, papa, mama, en jullie mogen zelf beslissen hoe ons kindje die ouderdom benoemen zal. Of hebben we het totaal verkeerd begrepen en was dat onze eigen interpretatie van hun lieve voorstel om zelf iets te kiezen dat niet al te oud klinkt ? We konden onszelf van deze laatste optie overtuigen en dus zijn we er direct aan begonnen, zodra we in de wagen zaten en terug naar huis reden. Het bleek bijna een even zware opdracht te zijn als die van de ouders, die de beste naam voor hun kindje moeten zoeken. We voelen er niet veel voor om meme en pepe te worden. Oma en opa horen wel bij de kandidaten, omoe en opoe al heel wat minder. Mammie en pappie? Nee, die doen me dan weer teveel aan bejaardensloffen doen denken. Moemoe kwam ook even piepen, maar je moet er rekening mee houden dat een beetje alliteratie gemakkelijk is voor een kindje, dus: moemoe is okee, maar poepoe…. nee … echt niet. Nachten lang hebben we er onze slaap voor gelaten, tot onlangs. Het kwam heel spontaan. Mijn vrouwtje zei “Omi, ja, dat klinkt leuk… omi”. Zelf weet ik het nog niet zo, want de daarbij horende gevolgen staan me niet zo aan. Bij een omi hoort er een beetje alliteratie, en dat wordt dan opi. Opi heeft niets adelijks, niets Japans, het is enkel een gemeente in Italië. Omi en opi… ik weet het echt nog niet.

    Getekend: opa filesoof.

    PS. Gisteren nog hebben we dit aan onze vrienden verteld. Ze lagen in een deuk van het lachen… O- mietje en o-pietje !

    Bijlagen:
    Opi.pdf (44 KB)   


    » Reageer (0)
    07-02-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dringend

    Liever afdrukken en op papier lezen ?
    Klik dan hier, zo krijg je het in .pdf formaat.
    Eén pagina A4, perfect formaat om af te drukken.





    We waren ergens onderweg, op vakantie, en ik moest dringend.

    Nog 15 kilometer tot de eerstvolgende halte, ergens in Frankrijk. Helaas moest ik echt dringend. Zonder overdrijven: mijn blaas stond zo gespannen als een te hard opgepompte fietsband. Pijnlijk hard dus, en ik moest dringend plassen. Elke hobbel in de weg heb ik gevoeld, bij elk putje smeekte ik de hemel om de afstand zo snel mogelijk in te korten en kijk, mijn verzoek werd direct verhoord. Ik moet waarschijnlijk een speciale band met het bovenaardse hebben want één minuutje later restten er maar twaalf kilometer en achthonderddertig meter meer. De aandachtige lezer met een wiskundige knobbel en de intelligente observator met een goede rekenmachine hebben natuurlijk direct door dat dit niets met het bovennatuurlijke te maken had en dat er geen paranormale krachten bij kwamen kijken: ze hebben direct uitgerekend dat ik netjes aan de voorgeschreven snelheid van 130 kilometer per uur reed, ondanks mijn verschrikkelijke lijden. Let wel: had het geregend, dan was het pas een helse periode geweest: niet alleen versterkt het geluid van regendruppels op de voorruit de drang tot plassen met een factor 10, nee, in dat geval moet je in Frankrijk ook trager rijden, 110 kilometer per uur slechts, waardoor de toiletten meerdere eeuwigdurende minuten verder komen te liggen.

    Bij de halte aangekomen wachtte me een volgende verschrikking.

    Vijf bussen stonden netjes op een rij geparkeerd en een zesde kwam er aan, dat beloofde niet veel goeds. Terwijl ik uit de wagen stapte zag ik een been uit de voordeur van die laatste bus bengelen, en toen hij volledig gestopt was volgde de rest van de persoon. Met een sprint die ik niet van iemand met haar eerder hoge leeftijd verwacht had spoedde ze zich naar de voordeur, keek snel nog even om en riep naar iemand in de sliert bejaarden die langzaam uit de bus geperst werd “Mariette, k’oodekik ol een plekstje vrie vo joen, wè” (Mariette, ik hou al een plaatsje vrij voor jou hoor ! n.v.d.r.). Met een pijnlijke grimas en een niet nader te beschrijven wandelgang schreed ook ik naar die voordeur. Beter kan ik het niet beschrijven: wandelen was het niet, stappen nog minder en lopen kan je het zeker niet noemen. Schrijden, dat komt echt nog het dichtst in de buurt. Langzaam, tegeltje per tegeltje, de onderbuik moeizaam onder controle houdend naderde ik die ingang. En toen zag ik het.

    File, Stau, embouteillage, traffic jam, coda !

    Twee meter na de ingang begon er een ellenlange rij. Mensen schoven aan, richting toiletten, die zich uren en uren verder leken te bevinden. Mijn blaas protesteerde, mijn blik vertroebelde, maar mijn geest weerde zich uit alle macht en won. Een snelle analyse leerde mij het volgende: ik ben een man, dus ik kan nog altijd ergens een boom zoeken. Maar: rond wegrestaurants staan er meestal niet veel bomen en tegen de weinige die er wel staan kan je niet zomaar onopgemerkt staan plassen. Maar wacht even: ik ben een man. En die file bestaat voornamelijk, nee, wacht, ze bestaat alleen uit vrouwen! Dus... het mannentoilet is beschikbaar! Van opluchting had mijn blaas de neiging om zich te ontspannen - wat ik nog net kon vermijden - en stapje per stapje strompelde ik naar het mannenpaleis waar ik eindelijk, oef, opluchting alom, mijn blaas klaterend in het urinaal kon ledigen.

    Heerlijk.

    Door die ontspanning in de onderbuik kreeg mijn bovenbuik opnieuw recht op spreken en die gaf me een overduidelijk signaal: honger! Ik had honger, en waar kan je die beter bestrijden dan in een wegrestaurant? Let op: dit is geen retorische vraag want ik kan minstens honderd plaatsen noemen waar je sneller en goedkoper bediend wordt dan in zo’n mastodont van de eenheidsworst. Maar wanneer je daar ter plekke bent, in die afspanning ergens in het midden van het niemandsland in het verre Frankrijk, dan is er natuurlijks niets beter om die honger te stillen want je bent 20 kilometer van de volgende afrit en dus minstens even ver van een eerlijke maaltijd verwijderd.

    Een half uurtje later, in een recordtijd dus, had ik mijn broodje en een cola.

    En ik vond een prachtig plaatsje van waar ik die monsterfile op mijn gemak kon bewonderen. Ja, echt, ik meen het: bewonderen. Ik bewonderde al die kranige vrouwen die daar stonden aan te schuiven. Geen kik gaven ze. Dames, ik bewonderde jullie, en ik bewonder jullie telkens opnieuw wanneer ik langs weer een ander wegrestaurant eventjes moet stoppen. Ik bewonderde die perfecte intuïtie waarmee jullie zonder problemen aanvoelen dat jullie binnen een uur dringend zullen moeten plassen. Ik bewonderde jullie onfeilbare inschatting van tijd, waardoor jullie voldoende reserve overhouden om drie kwartier in de rij te kunnen staan. Zoals al die dames daar. Veel beter dan wat ik kan, maar ik had al geplast, ik had al gegeten en gedronken en ik had nog wat tijd, dus haalde ik me nog een koffie. Terug op mijn plaats keek ik opnieuw naar de file en kijk, daar stond de vriendin van Mariette. Ze was al halverwege. Een andere dame kwam van achter uit de rij, stak iedereen voorbij en kwam naast haar staan. “Danke”, zei ze, en ze leek al voor de helft opgelucht. Ik denk dat ze Mariette heette.

    Toen was het tijd om te vertrekken, richting vakantie. Eerst nog even een plasje. Voor alle zekerheid...


    » Reageer (0)
    18-07-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Worst

    Liever afdrukken en op papier lezen?
    Klik dan hier, zo krijg je het in .pdf formaat.
    Eén pagina A4, perfect formaat om af te drukken.





    Na zonneschijn komt regen.

    Zo is het. Om mij onbekende redenen werd die spreuk ergens in de loop der tijden op zijn kop gezet en gewijzigd in de nu traditionele spreuk die stelt dat er na regen zonneschijn komt, maar dit is compleet fout. Na zonneschijn komt regen. Zo is het altijd geweest en zo zal het altijd zijn. In de oertijd, bij de indianen, in Afrika en wie weet waar elders nog is regen iets heel speciaal. Sinds mensheugenis worden mannen opgeleid om in tijden van grote droogte de hemel, de goden of moeder aarde dat kleine beetje levenbrengende regen af te smeken. En wat uiterlijk vertoon is natuurlijk nooit ver weg: de medicijnman omgordde zich met kralen en plaatste een bizonkop op zijn hoofd, de tovenaar verborg zijn gezicht achter een afschrikwekkend houten masker en besmeurde zich met witte klei en de sjamaan doorboorde zijn neus met een sabeltandtijgersabeltand. En ze dansten. De regendans. Geen zonnedans: de zon is er, enkel de regen moet komen. En hij komt, als je maar goed genoeg danst.

    Nu is het dus anders.

    Nu komt zonneschijn na de regen. Maar waarom? Kijk, zo moeilijk is het niet: om economische redenen, ter promotie van onze Belgische kust. Nooit op gelet? Hou dan in het vervolg de vrt weervrouw in het oog. Wanneer Sabine slecht weer moet voorspellen staat ze helemaal rechts in beeld, maar bij mooi weer stapt ze iets meer naar links waardoor de Balkan achter haar – volgens kenners meer dan imposante –balkon verborgen blijft. Op die manier komt de blik van de mannelijke kijkers iets dichter in de buurt van de kust. Vervolgens wordt de aandacht heel subtiel op de kuststreek gevestigd. Die strook van ocharme 60 kilometer lang en een kilometertje breed krijgt namelijk een speciale behandeling tijdens het weerbericht. Is er een hittegolf in het land, dan vermeldt Sabine dat er een koele bries waait op het strand. Regent het in het binnenland, dan blijft het droog aan de kust. Je voelt het: ze spoort aan tot een dagje kust, tot overvloedig zonnecrème smeren, tot een terrasje nemen en wie weet tot uitgebreid tafelen in een lekker restaurantje. Aan de kust. Economie.

    Natuurlijk heeft niet iedereen zin om uren in de file te staan.

    En hoewel er alternatieven in overvloed zijn neemt dat andere deel van de bevolking heel vaak zijn toevlucht tot het populaire barbecueën. En opnieuw komt de economie op de proppen: er worden meer vlees en groenten gekocht dan een normale persoon bij een normale maaltijd zou eten, er werden honderden middeltjes uitgevonden om de barbecue snel warm te krijgen en de extra hulpmiddelen gaan als zoete broodjes over de toonbank. Denk hierbij aan de speciale vorken en tangen, de roosters, de borsteltjes, de kruiden, de speciale schoonmaakmiddelen en die duizenden modellen barbecuetoestellen. Ook niet te vergeten: de obligate drank. Wat er gedronken wordt heeft niet veel belang, zolang de voorraad maar voldoende groot is. En tot slot, iets meer in de persoonlijke sfeer, vinden we dat ene artikel, het accessoire bij uitstek.

    De bedrukte barbecueschort.

    Het dragen van dergelijke schort is het voorrecht van de mannen die voor de barbecue instaan. In principe bedoeld om de blote bast een klein beetje te beschermen tegen opspattende kooltjes is dit voorwerp langzaam, door middel van de erop gedrukte teksten en afbeeldingen, geëvolueerd tot een uitdrukking van de persoonlijke ingesteldheid. Bij onze laatste barbecue had de heer des huizes er een ontzettend grappige aan. Althans: wij, de mannen, vonden de opschriften op die schort toch echt leuk. Ter hoogte van zijn borstkas, links en rechts, stond er “Ribbetjes”. Ter hoogte van zijn toch wel imposante buik lazen we “Spek” en iets lager zagen we “Worst”. Hilarisch! Even later moest ik mijn eerste litertje drank kwijt en onderweg naar het toilet ving ik in de keuken het gesprek onder de vrouwen op. De gastvrouw was gegeneerd. “Zie hem daar lopen”, zei ze, “met die worst onder zijn spek. Ik schaam me zo!”. “Niets van aantrekken” zei iemand anders, “de mijne heeft ook zo’n schort gedragen. Eén keer, en dan niet meer.” “Hoe zo?” vroeg de gastvrouw. “Ik heb een stift genomen en er JE op geschreven”. “Je? Je ribbetjes? Het moet toch ‘jouw ribbetjes’ zijn?”. “Nee,” zei de andere vrouw. “Worstje”.

    Zonneschijn dus.

    Wanneer wij een barbecue organiseren verloopt alles vlekkeloos, tenzij de voltallige familie aanwezig is. Dan krijgen we gegarandeerd regen. Altijd. Waarschijnlijk bewegen we zoals bij een regendans en trekt ons uiterlijk vertoon de regenwolken aan. Eén ding is zeker: het is onze specialiteit. Onze eerste regen-barbecue ging door onder een parasol, heel hoog ingesteld zodat die niet kon branden. Maar ondertussen hebben we een snelbouw-afdak gemaakt: ruimer, handiger en ook heel snel in elkaar te zetten. Het staat steeds klaar en zodra het begint te regenen – meestal wanneer het eerste vlees op de roosters belandt – sprinten de mannen naar de planken, de golfplaten en de schroevendraaiers, de vrouwen naar de borden, de glazen en de couverts en vijf minuten later is alles OK. De mannen bakken buiten (frisjes, dat wel), en eten doen we binnen. De laatste keer was het nog perfecter. Dankzij de buienradar op internet wisten we perfect wanneer het zou regenen. Een half uurtje voor de bui viel hebben we snel het vlees voorgebakken en bij de eerste regendruppels zijn we binnengevlucht. Aperitiefje, vlees in de oven en smullen maar. Er staat ons een mooie toekomst te wachten, want met de globale opwarming van de aarde komen er steeds meer hittegolven en droogteperiodes. Snak je naar een spatje regen, dan staan wij paraat. Jullie zorgen voor het vlees, de groenten, de vorken, de tangen en de andere hulpmiddelen, wij zorgen voor een deftige schort en natuurlijk voor jullie barbecue. Regen gegarandeerd, en dit voor een zacht prijsje.

    Tja, mijn economie moet toch ook draaien, nietwaar?


    » Reageer (0)
    15-04-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Orka

    Liever afdrukken en op papier lezen ?
    Klik dan hier, zo krijg je het in .pdf formaat.
    Eén pagina A4, perfect formaat om af te drukken.





    De uitnodiging zag er bijna professioneel uit.

    Ze was samengesteld op één van de eerste PC’s en uitgeprint op één van de allereerste kleuren-inkjet printers. “Lieve meme, lieve pepe, lieve oma en lieve opa” stond er. “Ik nodig jullie graag uit op ons allereerste grootouderfeest, donderdag…” Ik herinner me de datum niet meer precies, maar het was een donderdag, waarschijnlijk bewust gekozen om te verhinderen dat er mama’s en papa’s aanwezig zouden zijn, kwestie van de cateringkosten wat in toom te houden. Nu ben ik zelf niet zo dol op pannenkoeken en wafels, en nog minder op de waterige koffie die bij zo’n gelegenheden geschonken wordt, maar ik vermoed dat ik zelf, wanneer ik ooit opa of pepe wordt, met plezier op dergelijke uitnodigingen in zou gaan. Als grootouder samen met jouw kleinkind naar dat klasje gaan, hem of haar plezier zien maken met die andere kleuters, wat kan er voor een opa en een oma mooier zijn op deze wereld? Onze ouders trokken er dus naar toe.

    Het feest kaderde perfect in het lopende leefproject.

    Die maand werkte de school rond het thema van het aquarium. Onze ouders mochten van de tentoonstelling genieten, een prachtige verzameling van pril expressionisme, beginnend surrealisme en ontluikend kubisme. Op de ramen waren symbolische golven gekleefd waar grote scholen vissen tussen zwommen, netjes uitgeknipt en met viltstiften en wasco ingekleurd. Elke klasje had zijn eigen aquarium en een guitige juf probeerde stiekem papieren visjes op de rug van de grootouders te kleven. Aan de hand van de klaterende lachsalvootjes van de kleintjes wist je duidelijk welke opa of oma het volgende slachtoffer geweest was. En toen kwam de apotheose: een film. Over visjes natuurlijk, en ik zie je al denken: kleuters, visjes, film, dat wordt “De kleine zeemeermin”, maar ik moet je teleurstellen: je bent fout. Die film hadden ze de week voordien al gezien, op groot scherm, of beter: op wat toen als een grote televisie beschouwd werd. Geen kleine zeemeermin dus, wel een “echte” film. Over een visje in een aquarium, met als ronkende titel “Free Willy”. Een eerder groot, zwart en wit visje, een orka, in een ietwat groot aquarium dus. En omdat de kleintjes de onderteksten niet konden lezen (de film was niet gedubd) vertelde de juf wat er allemaal gebeurde.

    Zes maanden later was het mijn beurt om hen uit te nodigen.

    Deze keer voor het eetfestijn, georganiseerd door het oudercomité van de school. Ik kon ook niet anders, want ik zat in het bestuur. We hebben ze niet veel gezien, onze ouders, want we hadden corvee: mijn vrouw zat aan de kassa en ik nam de bestellingen op. Gelukkige was het een leuke ervaring, en het werd snel een aangename routine. Elk jaar opnieuw een grootouderfeest en elk jaar opnieuw een eetfestijn. Maar helaas, die mooie periode ligt nu al ver achter ons. Onze pubers dromen niet meer over orka’s, ze denken niet meer aan die mooie dagen met hun toen nog heel erg oude grootouders (tien keer hun leeftijd), nee, vandaag halen ze hun dagelijkse portie kijkvoer uit Youtube. Ze zijn dol op de fragmenten uit “Benidorm Bastards”, dat verborgen camera programma waar de jeugd op het verkeerde been gezet wordt door een groepje jonge senioren (drie tot vier keer hun leeftijd). Die bejaarde Bastards palmen straathoeken in als de eerste de beste jeugdbende, nonnetjes op rijpere leeftijd eisen zitbanken op, net-niet-rusthuisrijpe dames bellen elkaar om over hun recentste one-night stand met een jonge gast te vertellen en grijze opa’s zingen luidop “Killing in the name” van Rage Against The Machine en “Smatch my bitch up” van The Prodigy, met de iPod dopjes diep in de oren. De wereld staat op zijn kop.

    En dat is geen grap.

    We zagen het drie jaar geleden al, toen dook dit fenomeen al op in onze dagelijkse realiteit. Onze ouders deden raar. Echt raar. Waren de Bastards toen al op tv, dan hadden we gedacht dat ze er een rol in speelden. Ik slaag er alleen niet in om het woord te vinden. Ze voelden zich weer jong, fris, monter. Hebbes ! Jeugdig, dat is de correcte omschrijving. Ze voelden zich jeugdig. Ons ma ging opnieuw uit. Elke week. Om te dansen. Volksdansen, samen met Jeanine en Jeannette, de buurvrouwen van op het einde van de straat. En o ja, Frans deed ook mee, die kon ook nog wel “een beentje plaatsen”. Ik meende bij onze pa een minuscuul glimpje jaloezie te zien toen ze het ons vertelde, want dansen, dat is zijn ding niet, maar hij ging er niet op in. Wel toen ze trots vertelde dat hij de nieuwe Prins Karnaval van de vereniging was. In de functieomschrijving staat duidelijk dat geregeld trakteren een verplichte taak is, en hij beschreef dat zo zo mooi: “het doet geen deugd aan mijn pensioen, maar ’t is wel plezant”. Je voelde zo dat het menselijk contact in die vereniging echt belangrijk was. “Maar wacht eens even. Die vereniging”, vroeg ik, “dat is dan de bejaardenvereniging van het dorp?” “Nee”, antwoorden ze: “dat is Okra”.

    De kinderen keken geïnteresseerd op van het kaartspel met hun neven en nichten. “Orka ? Willy ?”

    Gevolg: een lange en enthousiaste uitleg over de leefwereld van de senioren, waar rust roest en waar Okra het anti-roestmiddel bij uitstek is. Het volgende jaar zaten ze al in het bestuur van hun Okra-afdeling, en het jaar daarop kregen we onze eerste uitnodiging. Ze zag er heel professioneel uit, waarschijnlijk samengesteld op één van de modernste PC’s en uitgeprint op een kleurenlaserprinter. “Lieve kinderen, lieve kleinkinderen” stond er, “we nodigen jullie graag uit op ons allereerste grootouderfeest, zaterdag…” Ik herinner me de datum niet meer precies, maar het was een zaterdag, waarschijnlijk bewust gekozen om er voor te zorgen dat er zoveel mogelijk kinderen en kleinkinderen aanwezig konden zijn zodat de opbrengst van de catering het jaarbudget zo goed mogelijk zou spijzen. Ik heb ze niet veel gezien, mijn ouders, want ze hadden corvee.

    Meme zat aan de kassa en pepe nam de bestellingen op.


    » Reageer (0)
    03-02-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Crap

    Liever afdrukken en op papier lezen ?
    Klik dan hier, zo krijg je het in .pdf formaat.
    Eén pagina A4, perfect formaat om af te drukken.





    Binnenkort verjaart mijn moedertje.

    En elk jaar wordt dat een grotere uitdaging. Welk cadeau kan ik haar na meer dan zeventig jaar nog geven? Wat heeft ze in haar lange leven nog niet gekregen? Hoe kan ik haar met een klein tastbaar iets tonen dat ik nog steeds blij ben dat zij er is, dat ze me op aarde geholpen heeft, en ervoor gezorgd heeft dat ik sta waar ik nu sta? Elk jaar opnieuw gaat dit gepaard met slapeloze nachten en gewoonlijk beginnen die ongeveer twee maanden voor haar verjaardag-dag. Ongemerkt, dat wel: ik wordt heel eventjes wakker, ik verwonder me over dat kleine zweetdruppeltje op mijn voorhoofd, en ik slaap weer in. Tien dagen later is dit fenomeen al ernstig gedegradeerd: om twaalf na twee schrik ik op uit mijn droom, in een met zweet doorweekte pyjama. Tot vijf voor halfvier blijf ik klaar wakker waarna ik, eindelijk, weer heel eventjes kan inslapen. De echte hel begint op exact één maand voor die feestelijke dag. Tobben, zweten, angst, slapeloosheid, je kan het niet bedenken of ik maak het mee.

    Maar dit jaar niet.

    Dit jaar had ik een plan. Ik zag het klaar voor mijn ogen. Het ontwerp, de uitwerking, het resultaat, alles was helder en duidelijk. Dit jaar koop ik geen cadeau, nee, ik maak iets waar ik heel mijn hart en ziel in zal leggen, al de kinderlijke liefde voor mijn moeder zal er in weerspiegeld worden, ze zal met vreugde mijn cadeautje ontvangen. Mijn slapeloze nachten waren dit jaar niet gevuld met verschrikkingen en gruwelen, nee, deze keer liet ik de uren rustig voorbij tikken terwijl ik mijn plan perfectioneerde. Het zou mooi worden, beter nog: het zou prachtig zijn, nooit voordien zou iemand zo zijn ziel en zijn bestaan in een geschenkje gelegd hebben, hoe eenvoudig en klein het ook mocht zijn.

    De verjaardagdag naderde.

    Tijd om mijn plannen aan de wereld te laten kennen. Alleen, de wereld is zo groot dat ik besloot om klein te starten. Bij mijn vrouwtje, om te beginnen. Stilletjes luisterde ze naar mijn plannen waarna ze zonder omwegen, recht voor de raap haar gedacht zei. En nu dit achter de rug is weet ik dat ik het aan de wereld kan vertellen. Lees dus heel aandachtig, ik zal proberen duidelijk te schrijven. Het cadeautje, dat wordt een egeltje. Ja, een echt egeltje, allez met wat fantasie dan toch. Zelf gemaakt, met een six-pack, een kartonnen doosje voor zes eitjes. Voor witte of voor bruine, dat heeft geen belang. Het doosje schilder ik met grove penseelstreken in een oranjeachtig rode kleur. In roodachtig oranje zou ook nog kunnen, ik ben er nog niet helemaal aan uit. Daarna teken ik op een stukje papier een leuk snoetje. In de vorm van een hartje, met twee twinkelende oogjes en zes snorhaartjes, drie langs elke kant. Ik knip dat snoetje uit en kleef het op de korte zijde van mijn sixpakje.

    Ik denk dat het er goed uit ziet.

    Daarna neem ik een karton van een kroostrijke gezinsverpakking eieren, je kent die wel, die grote vierkante platen voor 24 of meer eieren. Heel voorzichtig snij ik daar 1 topje uit, 1 kleine, spitse piramide, en die kleef ik op het snoetje. Dit wordt het neusje van mijn egeltje. Ik weet nog niet of ik er vier pootjes aan toevoeg. Misschien teken ik ze nog wel of maak ik ze uit ijzerdraad. Of niet ? Nee, best niet, je moet nog wat fantasie overlaten, zo is het. En als apotheose maak ik zes gaatjes in het rugje. Zes mooie, ronde gaatjes waar ik zes balpennen in zal stoppen als evenveel grote stekeltjes. Ik vertelde dit aan een vriend. “Prachtig toch?” vroeg ik.

    Wel, hij vond van niet.

    Eerst dacht ik dat hij me een compliment maakte. “Dit is crap”, zei hij. Crap. Het klonk Engels, en fier als een gieter sprintte ik naar mijn woordenboek om de correcte vertaling van dat woord op te zoeken. Kunst, klasse, een monument, een prijsbeest, ik zag de prachtigste woorden al voor mijn ogen dansen. Tot ik dat Engels-Nederlands woordenboek opende. Crap: letterlijk vertaald betekent dit pure stront, figuurlijk staat dit ook voor nonsens, onzin, kletskoek en andere soortgelijke denigrerende bijvoeglijke naamwoorden. Ik hoef er geen tekening bij te maken, en ik vroeg hem, diep bedroef, om meer duiding. “Maar mijne maat toch”, zei hij. “Wat scheelt er toch met jou? Lijd je nu echt aan Alzheimer Light? Kindsheid bij de late veertiger? Terug naar de kindertijd? Dit kan toch niet, zo’n volwassen man met zo’n kinderlijk cadeautje? Twee voeten op de grond houden, hee vent ! Koop haar een fonduestel of een ladyshave of geef haar een vakantie in Plage-lez-Bains als je dat kan betalen, maar maak toch geen kinderdinges voor jouw ma!”

    Verleden week was ik op kantoor.

    Ik ben nog wel eens meer op kantoor, maar die dag van de voorbije week blijft door mijn hoofd spoken. Mijn collega, een leuke jonge kerel en een heel capabele mens, haalde een document uit zijn tas en zei “Ha, juist ja, dit moet nog op mijn bureau. Een cadeautje van mijn dochtertje.” Heel voorzichtig haalde hij er ook een rood-oranje kartonnen eierdoosje uit. Of was het nu een oranje-rood? Het was met heel grove penseelstreken geschilderd. Aan de korte zijde was er een snoetje gekleefd in de vorm van een hartje, waarop twee guitige oogjes en exact zes zwarte snorhaartjes getekend waren. Midden in dat hartje was een klein kartonnen piramidetje gekleefd, netjes uit een grote plaat van kroostrijke gezinsverpakking eieren geknipt. Op de rugzijde waren zes gaatjes, en daar stak de fiere papa zes balpennen in. “Kijk”, zei hij, “een egeltje !”. “Nee”, zei ik, “dat is crap. Met heel veel liefde gemaakt en daarna met volle overtuiging aan de papa gegeven die het met vreugde en blijdschap heeft ontvangen. Maar heel objectief bekeken is het crap.” Het werd me niet in dank afgenomen en naar de rest werd niet meer geluisterd.

    Objectief bekeken is het crap, maar het is toch o zo snoezig en o zo mooi. Het bevat alles wat een kinderhartje kan geven.


    » Reageer (1)
    04-12-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Badjas





    Lekker ontspannen!

    Ik droom er van. Heerlijk niets doen, me eventjes laten drijven op de heuglijke gebeurtenissen van de dag, dolce far niente. Nu en dan eens weg van huis voor een buitenlandse opdracht, dat is leuk, dat brengt de broodnodige variatie in de job. Dikwijls van huis weg zijn is ook aangenaam want dat zorgt voor een zekere routine in die jobvariatie. Maar dat te vroeg opstaan, dat stressen om het vliegtuig of de TGV te halen, vooral ’s avonds wanneer de vergadering dreigt uit te lopen, dat te slecht slapen in weer eens een ander bed in weer eens een ander hotel, dat wordt na een tijdje fysisch toch wel wat lastig. En toen kwam dat voorstel: een wellness weekend. “Doen !” was mijn eerste reactie. En daarna: “Wacht eens, een wellness weekend?”

    Op het eerste zicht leek het inderdaad de ideale oplossing.

    Niets doen, drijven in een heerlijk warm zwembad, luieren, zonnen… Maar toen zag ik de brochure. Een ellenlange lijst met alle mogelijke en onmogelijke sauna’s grijnsde me toe. Gewone sauna’s, Romeinse, Turkse, Griekse, Laplandse, infrarode, Hottentotse en weet ik veel welke sauna’s nog meer. Ik voelde hoe de angst zich een weg naar buiten wrong en ik zag nog wat wazige beelden van zweethutten, stoombaden en jonge, mooie en blijde volwassenen voor ik de brochure met koude rilling van mij wegsmeet en ze voorgoed uit mijn geheugen probeerde te wissen. Je begrijpt het: ik haat saunatoestanden. Ik wordt mottig als ik er langer dan twee minuten in verblijf, ik stik, mijn benen fladderen onder mijn lichaam weg, mijn geest doet verwoede pogingen om zich naar buitenlichamelijke oorden te begeven, kortom: de sauna betekent alles voor mij, uitgezonderd ontspannen.

    Vijf weken later waren we ter plekke.

    Tja, een huwelijk is een kwestie van geven en nemen. Daar stonden we dus, in dat wellness centrum, gepakt en gezakt voor een heerlijk weekendje lekker ontspannen. En het was nodig, want ik was nog meer gespannen dan tijdens de uren voor de geboorte van onze eerste kindje, onze dochter, nu al meer dan twintig jaar geleden. Tot aan onze wellnessdag dacht ik dat dit de hoogste stress was die ik in mijn rijpe leven ooit zou doorstaan. Nu stond ik er hulpeloos bij, angstig, geïrriteerd, beseffend dat mijn vrouwtje die komende kwade momenten alleen zou moeten doorstaan want ik had besloten dat ik onder geen beding in zo’n artificiële hittegolf zou plaatsnemen. De gewone opwarming van de aarde met de puffend hete zomers is al warm genoeg voor mij.

    Iedereen liep er in uniform.

    En dat werd onze eerste opdracht: “Trek je uniform maar aan”. Daar gingen we, naar de kleedhokjes waar er ons volgens de baliejuffrouw ruime kasten te wachten stonden. We probeerden onze valies er in te dumpen maar dat lukte niet wegens veel te kleine ruime kastjes. Terug naar de balie dus om de sleutel van een tweede kastje te vragen. De valies verdween in het ene kastje, wij daarentegen verdwenen in het kleedhokje. Om er vijf seconden later weer uit te komen, het kastje weer te openen, de valies er weer uit te halen en mee te nemen in ons kleedhokje. Valies geopend, badpak aangetrokken (’t was een “gekleed” wellness centrum), slippers aan de voeten en uiteindelijk het echte uniform aangetrokken: de badjas. Ja, de badjas: bij wellness sessies blijkt dat namelijk de gewone dagdagelijkse kledij te zijn.

    En toen werd het tijd om de sprong te wagen.

    Vooraf had mijn vrouwtje graag wat uitleg gekregen over de mogelijkheden van het centrum, met name waar we konden eten, hoe lang we mochten wellnessen, en nog heel wat andere praktische zaken. En aangezien we wellness hotelgasten waren kregen we de eer om die uitleg van de verantwoordelijke zelf te krijgen. En eerlijk, maar hou dat onder ons, die zag er uit alsof hij zelf dringend een wellness kuur nodig had. Totaal futloos haalde hij drie folders boven: één voor elk van ons en een geplastificeerd exemplaar voor hem, waarna hij met een toonloze stem de inhoud van de folder overliep. Hij las het net niet voor maar het scheelde niet veel.

    Massage.

    Dat was de kern van de zaak. Eerst betaal je je blauw aan zo’n wellness weekend, maar dan blijkt dat dit enkel telt voor de sauna’s en de baden. Helaas is dat op zich verre van voldoende. De tropische toestanden zijn het laatste onderdeel van de echte wellness, de kers op de taart bij wijze van spreken, maar met een kers vul je jouw buik niet. Nee, zonder een massage vooraf is dit niets. Twee of drie massages is zelfs nog beter. Nu moet je weten dat er, naast sauna’s, nog één iets is waar ik de kriebels van krijg, en dat zijn vreemde handen die over mijn kathedraal van een lichaam wrijven. Hij wist dat natuurlijk niet, en monotoon dreunde hij ze op. Energiemassage, Drukmassage, Puntmassage, Massage met etherische oliën, Massage met plantaardige oliën, ik meende ook Massage met frituuroliën te horen maar ik denk dat ik me vergist heb, Yin Yang Massage, je hoorde het respect in zijn stem en je zag duidelijke een glinstering in zijn ogen telkens wanneer hij de prijs erbij vermeldde.

    Uiteindelijk kregen we toch wat uitleg over wat ons werkelijk interesseerde.

    De baden, de sauna’s en het restaurant. Die uitleg duurde nog geen twee minuutjes: “Ga maar binnen, je zal ze wel zien, alles staat netjes uitgelegd op bordjes”. Tja. Zo kan ik het ook natuurlijk. Dat weekend heb ik veel gelezen, ik heb wat slaap ingehaald, ik heb er veel badjassen gezien – zelfs in het restaurant liep iedereen in dat uniform – en langzaam maar zeker begon ik te ontstressen. Zo erg dat ik me op de tweede dag zelfs aan een sauna waagde! Na drie minuten voelde ik me langzaam maar zeker stikken, mijn benen fladderden onder mijn lichaam weg en mijn geest deed verwoede pogingen om zich naar buitenlichamelijke oorden te begeven.

    Nee, sauna is niets voor mij.


    » Reageer (0)
    28-10-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Schwester

    Liever afdrukken en op papier lezen ?
    Klik dan hier, zo krijg je het in .pdf formaat.
    Eén pagina A4, perfect formaat om af te drukken.





    Zeven jaar was ik.

    Zeven jaar, toen we voor het eerst op vakantie trokken naar het buitenland. Naar Zwitserland, naar de bergen. Geen probleem voor mij, bergen, dat was mijn terrein. De Kemmelberg, de Rode berg, op jonge leeftijd had ik ze allemaal al overwonnen, Zwitserland werd dus een piece of cake. En wat nog leuker was: mijn nonkel en zijn koddige tante gingen ook mee. Tuurlijk was het zijn tante niet, wel zijn vrouw en mijn tante, maar voor een zevenjarige werd dit al snel “zijn” tante. Koddig was ze ook, want ze sprak toch zo grappig. Veertien dagen lang hoorden we ze speciale woordjes gebruiken, ze had een eigenaardig accent en ze zei alles drie, vier keer opnieuw, telkens met andere woorden, met synoniemen, tot ze zag dat we haar begrepen. Die tante heeft trouwens mijn hart veroverd want ze leerde me Nutella eten, en ik ben er nog steeds dol op. Het was een prachtvakantie: de bergen, de wandelingen hoog boven de laaghangende wolken, Nutella, en die lieve tante.

    O ja, tante was Duitse.

    Duits jaagt me dus helemaal geen schrik aan. Voor mij is die taal verbonden met positieve vibes. Met een veertien dagen lang durend taalbad. En met Nutella. Grappig toch om te zien hoe onze hersenen werken, Duits en Nutella, hoe komt een mens er op? Maar zo is het nu eenmaal, die twee dingen zitten diep in mijn hersenpan, onuitwisbaar, voor eeuwig en voor altijd met elkaar verbonden. Nu kregen we drie weken geleden een aanbieding om op extreem korte tijd een installatie uit te voeren in Duitsland, en gezien mijn affiniteit met die taal stelde ik me kandidaat. Pas op, ik moet wel eerlijk blijven: het was 30 jaar geleden dat ik nog een deftige Duitse conversatie had en daarom heb ik vooraf, uit alle zekerheid, een korte opleiding gevraagd, een nieuw taalbad. Het werd een tweedaagse, specifiek gerichte taalopleiding waarbij er vooral gewerkt werd aan de specifieke vakterminologie en aan het zo goed mogelijk vermijden van de klassieke Vlaamse fouten zoals het foutief of helemaal niet gebruiken van de nominatief, de genitief, de datief en de accusatief. Ik was al blij dat Duitsers geen vocatief en ablatief gebruiken, want dan zou het voor mij pas echt Latijn geworden zijn. Mijn taallerares had me wel gerustgesteld: in Duitsland moet je perfect Duits spreken, tenzij je expert bent in het een of andere vakdomein, dan wordt je heel veel vergeven. Dat heb ik ter plekke mogen ondervinden, ik ben een echte vakidioot.

    Schwester.

    Het was een van de eerste woorden die ik mocht horen. “Hello, I am Frau Schwester Dinges”, zei ze. Oef, een zucht van verlichting ontsnapte mij, Mevrouw Verpleegster Dinges sprak Engels, ik zou in het Engels kunnen werken, yes ! Bye bye nominatief, genitief, datief en accusatief ! Tot bleek dat ik brute pech had: ze kende alleen maar dat kleine zinnetje in het Engels. “Hello, I am Frau Schwester Dinges”. Nu eerst even terzijde: Dinges is natuurlijk haar echte naam niet, gehuwde vrouwen nemen in Duitsland automatisch de naam van hun echtgenoot aan. En meneer heet ook niet Dinges maar ik vond het net ietsje beleefder om hen anoniem te laten blijven. Verder hou ik niet zo van het cumuleren van aanspreektitels, en daarom liet ik die Herr- en Frau- en Schwester-ballast al snel achterwege. Het werd gewoon “Heidi” en “Jorg” en “Emmanuel”, waardoor het ietsje vlotter werken werd.

    Ik heb hen daar zeer veel bijgebracht, dat is mijn job.

    En zelf heb ik er ook ontzettend veel bijgeleerd. De eerste dag mocht ik er al vernemen dat ik een Schwabisch accent heb, iets wat daar blijkbaar even herkenbaar is als het Limburgs of het Antwerps hier in Vlaanderen. Ik moet mijn tante echt heel dringend eens vragen of ze oorspronkelijk uit Schwaben komt. Verder leerde ik er ook hoe raar en onlogisch mensen reageren wanneer ze vermoeden dat je niet gehoord hebt wat ze vertellen. Schwester Heidi vertelde me hoe ze hun werk organiseren, en ik reageerde niet direct. Ik moest namelijk eerst even nadenken over de implicaties van hun werkmethodes op de uiteindelijke uitvoering van mijn opdracht. Maar Heidi vermoedde dat ik naar de vertaling zocht en daarom herhaalde ze haar zin. Eerst in kindertaal: “Patient, komen, hier. Patient, vragen, mij: ik, dokter, zien”. Toen ik haar vriendelijk duidelijk maakte dat dit het probleem niet was, begon ze opnieuw, alleen deze keer iets luider en nog duidelijker articulerend : “PATIENT, KOMEN, HIER. PATIENT, VRAGEN, MIJ: DOKTER ZIEN”.

    Even dacht ik haar te zeggen dat ze niet zo hoefde te roepen, dat ik niet doof was.

    Maar toen herinnerde ik me mijn tante, die mij zoveel jaren geleden ook al zei dat ik niet doof was. Ik zei tante drie vier keer, telkens met andere synoniemen, dat ik zeer goed hoorde, dat mijn oren in orde waren, dat haar stem wel degelijk tot mijn hersenen doordrong en dat ik haar dus ontzettend goed begreep. Maar het omgekeerde bleek niet waar te zijn: tante begreep mij niet en nonkel moest tussenkomen. Hij leerde hij me dat niet alle Duitse woorden hetzelfde betekenen als de Vlaamse. Doof in het Duits betekent “stom” in het Vlaams, zat (“satt”) is “verzadigd” en “blau” betekent zowel “blauw” als “dronken”. Met die herinnering in mijn achterhoofd zweeg ik. Ik zei Schwester Heidi dus niet dat ik niet doof was, en ik was er zeker van dat ik nooit meer zo’n Duits-Vlaamse valkuil zou trappen.

    Tot ik hen zei dat ik nog een uurtje had.

    “Ich habe ein Uhr”. Stomverbaasd keken ze me aan, ze keken naar mijn pols, ze keken me opnieuw aan en zeiden toen heel beleefd “Juist” terwijl ze duidelijk lieten merken dat ze me niet echt begrepen hadden. En gelijk hadden ze: “ein Uhr”, zonder getal er voor, betekent “een uurwerk” en inderdaad: ik droeg een uurwerk. Logisch toch ? Vijf dagen heb ik daar zo gewerkt. Vijf dagen met het stukje vertaler in mijn hersenen op overdrive. Vijf lange dagen vol verraderlijke taalvallen, vol begripsverwarringen, maar ook met de nodige humor en hilariteit. Het project ziet er veelbelovend uit, het was er heerlijk werken en we hebben er ons uiteindelijk zeer goed doorgeslagen.

    Uhr na Uhr.


    » Reageer (1)
    12-09-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Koekoek

    Liever afdrukken en op papier lezen ?
    Klik dan hier, zo krijg je het in .pdf formaat.
    Eén pagina A4, perfect formaat om af te drukken.





    Ik hou wel van een beetje gezellige rommel.

    Bij ons thuis blijft er al eens een krantje op tafel liggen, zie je wel eens een handtas op een stoel, heeft de afstandsbediening van de tv een vaste stek verworven op de leuning van de zetel en slingert de draagbare telefoon altijd wel ergens rond. De stapels boeken op het tafeltje, dat we na langdurig gezamenlijk overleg ons “boekentafeltje” genoemd hebben, die stapels zijn niet netjes afgelijnd, je vindt er altijd wel een boek dat er schots en scheef bij ligt. Nee, ik zou liegen: heel af en toe, maar dan ook echt heel zelden, vind je in die stapel een boekje dat netjes en correct op zijn plaats ligt, meestal geschreven door een strebertje van een schrijver die echt wil opvallen, maar helaas: door de chaotische organisatie van de andere boeken en tijdschriften valt dit perfect gestapelde boekje niet op. Kortom: ons huisje komt nooit in een interieurtijdschrift want bij ons zie je maar al te duidelijk dat er geleefd wordt. Niets is steriel, het is niet vlekkeloos perfect, je vind er geen gloednieuw design of peperdure vintage, maar het is er ook niet vuil of chaotisch, het is er gezellig, er wordt geleefd en dat is belangrijk.

    Ik besefte dat niet, tot onze laatste vakantie.

    We verbleven aan de Italiaanse kant van het meer van Lugano. In Zwitserland reden we op brede boulevards vol blinkende kanjers van wagens maar eens de douane voorbij begon Italië. Die smalle straatjes, die kleine wagens, dat voortdurend mikken om de spiegel van de tegenligger toch maar niet te raken, die andere bouwstijl, die net ietsje helderder lucht, dat heb ik nodig om me op vakantie te voelen. Heel eventjes vreesde ik dat dit gevoel snel zou verdwijnen, want bij onze aankomst in het vakantiedomein hoorden we vooral Nederlands praten. Maar gelukkig volstond het om de wagen te nemen en vijf minuutjes richting binnenland te rijden, weg van het meer, om volop in Italië te zijn, met niets dan Italianen. Maar toch… vakantie is ook toerisme, en daarom trokken we op de vierde dag naar Lugano. Weer de grens over, deze keer richting Zwitserland en ik geef het toe: Lugano is een mooie stad met brede lanen, goed uitgedachte wandelstraten, mooie gebouwen, prachtige kleuren, netjes afgewerkt, perfect, zonder foutjes, en helemaal tot zijn recht gebracht door een prachtig stralende zon. Maar het was er warm. Erg warm. Heel erg warm, zodat we al spoedig een bar zochten om iets te drinken.

    Aan het tafeltje naast ons zaten vijf jonge mensen.

    Ze droegen allemaal een driedelig kostuum van de een of andere dure couturier, - Armani of zo -, een wit hemd, een dichtgeknoopte das en aan hun voeten pronkten onberispelijk glanzende schoenen. Je zag direct dat het collega’s waren. Niet echt vrienden, gewoon vijf mensen die toevallig samen moeten werken. En zoals altijd was er ook in dat groepje een natuurlijke leider. Hij was duidelijk een yuppie met een ronkende manager-titel, en ondanks de pseudo-ontspannende sfeer hield hij zijn jasje aan, want hij was natuurlijk “De Man”. De anderen volgden zijn voorbeeld. Ze leken vrolijk en amicaal, maar ze waren niet helemaal oprecht want er zweemde wel een glimlach op hun gezicht maar hun ogen lachten niet mee, en onder de tafel zag je hun voeten heel ongemakkelijk wiebelen. Eentje begon zelfs lichtjes te zweten. Voelde hij zich niet goed in die groep of kwam het door de warmte ? Vijfendertig graden (boven nul) is natuurlijk niet niks, maar die leider, die bleef zo heel stoïcijns in zijn driedelig pak zitten. Ik zag de zweter een besluit nemen. Hij stond op en trok zijn jasje uit, lichtjes onzeker, terwijl hij de leider voortdurend in het oog hield, klaar om het bij het minste negatieve teken vliegensvlug opnieuw aan te trekken. Echt interessant, die non-verbale communicatie van dat groepje, je hoefde zelfs niet te begrijpen wat ze vertelden maar het was toen bijna halfdrie in de namiddag, we kregen honger en dat was natuurlijk veel belangrijker.

    Dus zochten we iets om te eten.

    Op de deur van het restaurant stond: doorlopend pizza’s tot 23 uur. Het terras zat goed vol, de pizza’s zagen er lekker uit en gelukkig vonden we net nog een tafeltje voor twee. “Om te eten ?” vroeg de ober. “Ja, voor allebei een pizza calzone graag” zei ik. “Dat zal niet gaan” zei hij, “Het is 14 uur en 31 minuten en de keuken sluit om 14 uur 30 ”. Ik wees naar de deur waar geschreven stond dat we tot 23 uur pizza’s konden krijgen, maar hij herhaalde dat de keuken om 14 uur 30 sloot, dat het nu 14 uur 31 was en dat de keuken pas ’s avonds weer openging. Tot 23 uur nul nul. Toen besefte ik dat ik niet in Zwitserland zou kunnen leven. Het is er te perfect, uit alles blijkt maar al te duidelijk dat ze de koekoeksklok uitgevonden hebben. Die klokken zijn stipt, correct en betrouwbaar. Fleurig, dat wel, met krulletjes en met mooie tekeningetjes, maar zonder variatie. Alle klokken hebben krulletjes en mooie tekeningetjes. Ze hebben allemaal een dubbel deurtje waar elk uur een vogeltje uit komt piepen.

    Dat vogeltje roept altijd “Koekoek”.

    Nooit eens “Piep”, “Kwakwak” of gewoon “Koek”. En steeds precies op het uur. Nooit eens bijvoorbeeld om 14 uur en 31 minuten. Dat is Zwitserland: alles verloopt perfect volgens de regels. Tijdens de werkuren: jasje aanhouden, ook al is het middagpauze. Das losknopen? Denk er niet aan, ook al is het 35 graden. Frustraties hou je onder tafel. En je houdt de koekoeksklok steeds in het oog. Nee, Zwitserland lijkt me steriel en vlekkeloos perfect, geef mij maar Italië. Ik weet dat nu heel zeker, want de volgende dag reden we naar Como en ik herleefde. We liepen in smalle kronkelende straatjes met huizen in levendige kleuren. Hier en daar was er een barstje of een stukje afbladderende verf. Het was vijfendertig graden en een stokoude man maakte zijn dagelijkse avondwandeling, in driedelig kostuum, compleet met wit hemd en das maar het kostuum was oud en ik meende er zelfs een vlekje op te zien. Er was een gezellige drukte, niets was perfect, maar je zag dat de mensen er leefden, dat er andere dingen belangrijker waren dan perfect afgelijnde straten, vlekkeloze gevels en hersenloos dingen doen omdat het zo voorgeschreven is.

    Ja, ik hou wel van een beetje gezellige rommel.


    » Reageer (0)
    07-08-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Catgut

    Liever afdrukken en op papier lezen ?
    Klik dan hier, zo krijg je het in .pdf formaat.
    Eén pagina A4, perfect formaat om af te drukken.





    Eenzaam.

    Zo voelde ik me dikwijls. Moederziel alleen. Soms zijn er nog twee of drie andere eenzaten die net als ik wegens werkomstandigheden noodgedwongen in een vreemde stad moeten verblijven.’s Avonds zijn die ook het zoveelste Italiaanse of Chinese restaurant binnengestapt om toch maar wat zogezegd gekend voedsel voorgeschoteld te krijgen voor een min of meer democratische prijs. Maar die keer was het anders. Ik werkte gedurende een paar dagen in een Bretoense stad waar er toevallig net een Keltisch festival doorging. Het stadje Lorient beleefde tien dagen lang een soort mini Gentse feesten. Nu moet je weten dat ik in normale omstandigheden doedelzakken haat, dat accordeonmuziek me de keel uithangt en wanneer ik viool hoor spelen denk ik vooral aan die snaren waarvoor een arme kat haar darmen opgeofferd heeft. Volgens wikipedia is dit niet waar, dat zou een fantasietje zijn. Snaren worden niet van kattendarmen gemaakt, maar van “catgut”, wat dan weer Engels zou zijn voor schapendarmen. Mij kan het niets schelen, bij het horen van een viool denk ik vooral aan die gastro-intestinale toestand, ongeacht of die nu van katten of van schapen komt.

    Maar die keer was het dus anders.

    Probeer gewoon even de sfeer mee te beleven. De muziek is anders: jonge mensen spelen accordeon en viool maar laten zich ook door elektrische gitaren en een hyperkinetische drummer begeleiden. Resultaat: heel levendige folkrock, met de nadruk op rock (sommigen waren zelfs in kilt !), en dat apprecieer ik wel. De muziek, welteverstaan. De straten zijn ook anders: in normale omstandigheden liggen die er op dat avondlijke uur leeg en verlaten bij en doen ze hard hun best om mijn gevoel van eenzaamheid met volle kracht te versterken, maar nu loop je over de koppen en zie je de jeugd hippe reidansen uitvoeren op die opzwepende muziek. Ze springen van links naar rechts en hun hoofden wippen ritmisch op en neer. Een moedertje huppelt mee, ze droomt van die enkele jaren geleden toen ze, samen met haar huidige man, ook nog uit de bol ging en meedanste met de aankomende jeugd. Ze probeert haar dochtertje de eerste danspasjes te leren terwijl de jonge vader, ernstig en bewegingloos, het kleinste kindje op zijn arm draagt. Hij ziet niet meer wat er toen zo plezant was. De verantwoordelijkheid voor zijn beginnend gezinnetje weegt duidelijk zwaar.

    De restaurants, die zijn ook anders.

    Vergeet het om tijdig bediend te worden, er is te veel volk. Tegelijk is er meer dan voldoende te zien. Aan de overkant heb je die papa en mama met hun drie jonge kindjes. Het dessert is opgepeuzeld en de ouders genieten van een koffie. Voor de kinderen is het genoeg geweest en het avontuur is reeds begonnen: ze kruipen onder de stoelen en onder de tafels, de pret kan niet op. Wat verderop, links, zitten twee gepensioneerde zussen, vijfenzestig plussers, die er van genieten om samen op vakantie te zijn. Je ziet duidelijk wie het hoogste woord voert, ze zwijgt geen minuut. En dan heb je dat heel oude koppel aan die verre tafel ginds. Geen van beiden zegt iets. Waarschijnlijk zijn ze ergens in de middeleeuwen getrouwd want woorden hebben geen nut meer, ze begrijpen elkaar met een blik. Maar die blik straalt niets uit. Of toch: sleur, jarenlange sleur. Heel anders dan dat andere oude koppel, dat samen met mij binnenkwam en nu twee tafels verder zit. Dat koppel bekijken, dat was mooi. Stralende ogen, glimlachend, genietend van het leven. Ik fantaseer dat ze, na jaren van eenzaamheid na het overlijden van hun partner, opnieuw de liefde hebben ontdekt.

    En dan was er dat jonge koppel.

    Hij leek achttien, zij zeventien of misschien toch net achttien. Waarschijnlijk was het hun eerste afspraakje in een echt restaurant. Ze hebben een tafeltje voor twee, dat spreekt, en die Franse tafeltjes zijn zodanig klein dat intimiteit gewaarborgd is. Hij kan zijn ogen niet van haar afhouden. Zijn arm ligt op haar arm, op “haar” deel van de tafel. Hij wil haar bezitten, hij hangt voortdurend voorover om dichter bij haar te zijn, en om de haverklap strijkt hij over haar hand. Zij is dan weer heel verstrooid, kijkt overal rond, maar toch is ze graag bij hem. Ze kijkt hem dikwijls gefascineerd aan want hij is grappig, hij is lief en hij vertelt de dingen die ze graag wil horen. Plots beseft hij dat ze al drie kwartier wachten en nog steeds niets hebben kunnen bestellen. Het festival, nietwaar, het is druk en de obers weten niet waar eerst te beginnen. Hij wordt lichtjes zenuwachtig, zijn been begint te trillen, ik zie een lichte boosheid opstijgen. Hij kijkt de zaal rond, zoekt de garçons en probeert hun aandacht te trekken. Ik twijfel. Stap ik op hem toe en fluisteren ik wat vaderlijke raad in zijn oor? Jongen, enerveer je niet. Zolang je aan tafel zit kan je haar in de ogen kijken. Straks stap je weer in het gewoel van het festival, hand in hand, maar dan stap je naast haar. Kijk haar nu maar in de ogen, profiteer er van, zo lang je kan. Maar ik doe het niet. Ik heb geleerd te zwijgen.

    Een flashback trekt voor mijn ogen.

    Ik zit met mijn vrouwtje aan het ontbijt. Aan een klein Frans tafeltje, in Parijs. We kijken elkaar in de ogen en ondanks de vele jaren huwelijk hebben we elkaar nog zoveel te vertellen. Niet noodzakelijk over onszelf, maar wel over wat we zien en beleven. Over het ontbijtbuffet en de uitgebreide keuze. Over de noodzaak om nu veel te eten zodat we de middag kunnen overleven met slechts een kleine snack, om dan ’s avonds weer uitgebreid te kunnen tafelen in een knus restaurantje. Over koppels aan tafel: koppels die elkaar weinig of niets te vertellen hebben zijn de vreugde in het leven verloren, verdienen niet meer om samen te blijven. Zoals het koppel net naast ons. Die zeggen gedurende het ganse ontbijt geen woord, maar dan ook geen enkel woord. Waarschijnlijk een jarenlang getrouwd koppel dat in een verscheurende routine verzeild is geraakt. Ik beschrijf zijn sokken aan mijn vrouwtje. Witte sokken steken in zwarte schoenen, onder een zwarte broek. Enkel Michael Jackson kon zich zoiets zonder gêne veroorloven , maar hij was dan ook een Wacko Jacko. Het koppel zegt nog steeds niets, ze staren allebei voor zich uit. Die Fransen toch! Na het ontbijt, in onze kamer, stelt mijn vrouw vast dat ze haar tas vergeten is, en ze gaat die halen. De meneer van het koppel zag haar komen, nam het tasje en reikte het haar aan. In perfect Nederlands zei hij:

    “Tja, mevrouw, niemand is perfect, nietwaar ?”.


    » Reageer (0)


    Foto

    Foto

    Lees ook:

    Dringend
    Taxi driver
    Anesthesie


    Inhoud blog
  • Stress
  • Opi
  • Dringend
  • Worst
  • Orka
  • Crap
  • Badjas
  • Schwester
  • Koekoek
  • Catgut
  • Alfa
  • Donkerder blauw
  • Blond
  • Taxi driver
  • Betrapt
  • Baby blues
  • Madrid
  • Italië
  • Schoolstrijd
  • My Generation
  • Perfect
  • Lausanne
  • Nieuwjaar
  • Writer's Block
  • Groot Dictee
  • Anciens
  • Sinterklaas
  • Gebakken peren
  • Sint Maarten
  • Schoolfeest
  • Oud-strijder
  • Fawlty Towers
  • Marketing
  • Sorry
  • Instinkers
  • Lotto
  • Boek
  • Anesthesie
  • Chatten
  • All in
  • Ha !
  • Paardrijden
  • Spieken
  • Tuinieren
  • Kort
  • Carpooltunnelsyndroom
  • Bredene
  • Comme chez soi
  • Nooit...
  • Venetië
  • Zuster Zurulfa
  • Filesoof
  • My car
  • B.V.

    Foto

    Gastenboek
  • Eef op blogronde
  • Bezoekje Eef!
  • Op visite na de tropische bui!
  • vriendelijk bezoekje aan deze zeer mooie blog
  • Kunst

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek



    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    wedstrijdvissen
    www.bloggen.be/wedstri
    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    myidol
    www.bloggen.be/myidol

    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs